Ga naar de inhoud

Een reis van taal en verhaal

Kabul, waar ik begon te dromen

Mijn reis begon in Kabul, waar ik in 1971 werd geboren, in een wereld die al vroeg door oorlog en spanning werd getekend. Onrecht en pijn waren overal, en ik kon er moeilijk tegen. In mijn verbeelding vond ik een plaats waar ik kon ademen. Daar ontstonden onafgebroken verhalen, daar bouwde ik een wereld waarin ik minder machteloos was. In die ruimte kon ik het zinloze betekenis geven en vond ik een stille vorm van troost. Toen de werkelijkheid, met haar bombardementen en armoede, te beklemmend werd, bood die innerlijke wereld me een uitweg.

Ik wilde schrijver worden, en in mijn fantasie was ik dat al. Mijn vader was mijn grootste fan bij elk klein opstel dat ik schreef. Mijn oom, de oudste broer van mijn moeder, moest na de coup van 1978 het land ontvluchten vanwege zijn politieke overtuiging. Hij liet een kleine bibliotheek achter. Mijn ouders moesten de politieke boeken verbrandden, maar de rest – een bescheiden verzameling wereldliteratuur, filosofie en psychologie – bleef bewaard. Die boeken heb ik in mijn tienerjaren verslonden; ze vormden de basis van mijn intellectuele ontwikkeling. Ik las ook de schriften en aantekeningen van mijn oom: de nalatenschap van een gevluchte man die schrijver wilde worden, een droom die hij zijn leven lang bleef koesteren.

Voor mij kwam het schrijven vanzelf. In 1990, op mijn negentiende, won ik de prijs voor het beste korte verhaal in de categorie jongvolwassenen in Kabul. Kort daarna laaide de oorlog heviger op. De stad veranderde in een slagveld, en in die chaos draaide alles om overleven. Er was geen ruimte meer voor woorden, laat staan voor schrijven of publiceren.

Het verlies en de claim van taal

In 1996 kwamen we in Nederland aan. Als vluchteling verlies je niet alleen je huis of je land; je verliest eerst je taal. Dat is een onbeschrijflijk beklemmend, invaliderend verlies. Samen met alle andere aspecten van de strijd om je waardigheid als mens terug te vinden, en je zelfbeeld te redden van instorten wanneer je voor het eerst beseft hoe ongewenst je bent en hoeveel geproblematiseerd je bestaan is voor de nieuwe samenleving, is het verlies van je taal een dreun die diep inslaat. Het zet je onderaan de maatschappelijke ladder, ver beneden je eigen intellectuele vermogens. Een nieuwe taal leren als volwassene betekent opnieuw beginnen, met een kinderlijke kwetsbaarheid die maar weinigen kunnen begrijpen.

Toch bleef schrijven mijn houvast, een droom die ik niet wilde opgeven. Langzaam groeide dat schrijven uit tot iets wat geen keuze of ambitie meer was, maar een innerlijke noodzaak. Een plicht. Een roeping.

Toen ik psychiater werd, belde mijn oom me op om me te feliciteren. Hij zei me dat psychiater zijn een prachtig beroep is, werk dat nut heeft. Maar schrijven, zei hij, is iets anders. Schrijven is betekenis geven, nieuwe werelden scheppen en jezelf een stem toe-eigenen. Met een goed boek kun je levens aanraken en herinneringen redden die het leven kleur geven.

Die woorden kwamen niet van buiten, maar uit een diepte die ik al kende. Een erfenis die ik slechts moest opeisen.

Maar in welke taal dan?

Wie meer wil weten over mijn achtergrond als psychiater en psychotherapeut, kan terecht op mijn praktijkwebsite, waar u ook mijn professionele CV vindt.